Grot nummer  2 hebben we gewijd aan de landbouw en veeteelt.

Bij de ingang kun je zien dat het plafond bedekt is met rode maïskolven die daar drogen.

Links scheidt een ontkorrelaar de maïskorrels van de maïskolf, een werkje dat vroeger met pijnlijke handen gedaan moest worden, kolf tegen kolf.

Rechts bezien we een “tralla”, een werktuig om de bittere amandel te persen, waaruit in Artenara een vermaarde olie wordt gehaald, gebruikt in de geneeskunde en in de cosmetica. Het is een heel werk om de olie uit de bittere amandel te halen en de prijs is daardoor hoog; uit vier kilo amandels komt slechts één liter olie.

Deze arbeid wordt nog steeds gedaan zoals men op de foto´s kan zien.

Aan de wanden is een verzameling van verschillende ouderwetse  landbouw-werktuigen en ertussen vraagt in het bijzonder de aandacht de “trillo” of dorsvlegel,  met zijn vulkanische stenen, afgesleten door het vele dorsen. Het herinnert ons eraan dat Artenara, tegenwoordig een gebied vol pijnbomen, vroeger een uitgebreid graangebied was.

Binnenin deze grot vinden we de bodega-grot van de familie; links staat de “goro” waarin met blote voeten de druiven gestampt werden en achterin lagen de wijnen in vaten te rijpen. Het vermelden waard zijn de rieten vlechtwerken, gamaakt door Dominguito Suárez de Chajunco, zowel voor het drogen van kazen als voor het drogen van vijgen en cactusvruchten.

De bascule of weegschaal van de oude winkel herinnert ons eraan dat het kopen van een kaas in die tijden werd beschouwd als een luxe die niet voor iedereen binnen bereik lag.